Nieuwsbrief 8 2024 (4 november)
De hoorrecht fase van de invoering nieuwe pensioenregeling is afgerond.

Nieuwsbrief nummer 8
  4 november 2024

De hoorrecht fase van de invoering nieuwe pensioenregeling is afgerond.

Geachte leden,

Inmiddels is het hoorrecht, dat aan de Federatie (FPVG) is toegekend in het kader van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) afgerond. In deze nieuwsbrief praten we u bij over onze ervaringen met dit proces, de uitkomsten en onze conclusies.

Even terug.

Bij het tot stand komen van de WTP is door de overheid het belang van draagvlak voor de wijzigingen ten opzichte van de huidige pensioenregelingen benadrukt. Hoewel werkgevers en vakbonden als eerste verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de nieuwe pensioenregeling, is er ook een beperkte rol toegekend aan vertegenwoordigers van gepensioneerden.
Zij hebben inspraak gekregen middels een zogenaamd hoorrecht. Dit betekent dat voordat sociale partners tot definitieve besluiten komen over de wijze van uitvoering van de nieuwe wet voor hun pensioenfonds, de mening van gepensioneerden moet worden gehoord. Dat de mening moet worden gehoord betekent overigens niet dat er ook naar moet worden geluisterd. Sociale partners mogen afwijken van de mening en suggesties van de gepensioneerden, maar moeten dit dan wel beargumenteren. Inmiddels is dit hoorrecht-proces voor het Philips Pensioen Fonds afgerond.

Invulling hoorrecht.
 
Het bestuur van de Federatie heeft samen met vertegenwoordigers van onze pensioencommissie een aantal malen met de Philips gesproken over hoe de WTP bij ons Philips Pensioen Fonds zou moeten worden ingevoerd. We zijn het overleg gestart met het toelichten van ons position paper, waarin we onze standpunten als Federatie hebben opgeschreven.
Sociale partners bleken veel tijd nodig te hebben om tot besluiten te komen. Dat leidde ertoe dat het overleg pas recent echt inhoudelijk is geworden. Vanaf dat moment schoven de vakbonden ook aan bij het overleg.
Voor de vormgeving van de nieuwe pensioenregeling voor Philips (en Signify/Versuni) zijn de sociale partners als eerste aan zet. Zij dienen een zogenaamd transitieplan te formuleren waarin zij de keuzes maken (en beargumenteren) die belangrijk zijn in de uitwerking van de WTP. Zo’n concept transitieplan is pas onlangs opgesteld, en moet dan volgens de wet ter beoordeling voorgelegd worden aan een representatieve organisatie van gepensioneerden. Voor het Philips Pensioen Fonds zijn wij dat als Federatie. De FPVG heeft op het transitieplan gereageerd, zowel mondeling als schriftelijk. We hadden een groot aantal vragen die snel zijn beantwoord, zij het dat de antwoorden niet altijd bevredigend waren. De goede argumentatie ontbrak vaak.
Op 2 oktober jl. heeft de hoorrecht-sessie feitelijk plaatsgevonden. Zowel het concept transitieplan als onze reactie tijdens het overleg van 2 oktober kunt u vinden op onze website.
Sociale partners hebben vervolgens hun tijd genomen om een schriftelijke reactie te geven op de punten die we tijdens de hoorrecht-sessie op 2 oktober hebben ingebracht. Die reactie hebben we op maandag 21 oktober jl. ontvangen.

Reactie sociale partners/conclusie hoorrecht.
 
Het goede nieuws.

Uit plan en reactie wordt duidelijk dat sociale partners zich realiseren dat koopkrachtbehoud veel aandacht moet krijgen. Dat was ook het eerste en belangrijkste punt uit het position paper van de federatie. Met de gemaakte keuzes en een daarop aangepast beleggingsbeleid lijkt dit binnen bereik op een niveau van ongeveer 2%. Dat is ook het inflatieniveau waar de Europese Bank naar streeft.
De FPVG heeft het belang van inhaalindexatie op de kaart gezet. Ook daar worden stappen in gezet al hadden we hier (nog) meer van verwacht. U weet dat wij hadden ingezet op een volledige compensatie voor de opgelopen indexatieachterstand van ruim 16% voor zowel gepensioneerden als actieven. Sociale partners houden vast aan een verdeelsleutel van 50/50, waarbij de helft van (het beschikbare gedeelte van) de buffer voor die achterstand, maar ook de helft voor toekomstige indexatie wordt gebruikt.
Ook wordt een door de Federatie voorgestelde rekenmethodiek voor het bepalen van de prijs voor toekomstige indexatie overgenomen. Daarmee vloeit een bedrag van 86 miljoen Euro extra naar de pensioenontvangers t.o.v. het oorspronkelijke plan.
Tot slot wordt bij het spreiden van beleggingsresultaten een kortere termijn gehanteerd dan eerder voorzien: 3 in plaats van 5 jaar. Bij positieve beleggingsresultaten is dat met name voordelig voor oudere pensioenontvangers.

Het minder goede nieuws.
 
Sociale partners houden vast aan de solidaire premieregeling. Dit hadden we graag anders gezien (de flexibele regeling) temeer daar een meerderheid van de pensioenopbouwers hier ook een voorkeur voor heeft uitgesproken. Ook viel ons op dat inhoudelijk geen argumentatie is gegeven voor deze keuze, anders dat de solidaire regeling zo ingevuld kan worden dat het verschil met de flexibele regeling beperkt is. Dat gaat naar ons idee voorbij aan het feit dat bij de solidaire regeling geen enkele keuzevrijheid mogelijk is, terwijl die bij de flexibele regeling wel mogelijk is.

Ook zijn we ontevreden dat de compensatieregeling voor de afschaffing van de doorsneepremieregeling uit de buffer wordt gefinancierd. De compensatie zorgt ervoor dat de oudere werknemers geen nadeel ondervindt door de overgang naar de nieuwe regeling. Wij zijn niet tegen deze compensatie, maar we vinden dat deze niet uit de buffer betaald moet worden. Nu wordt deze compensatie volledig uit de buffer gefinancierd. Bovendien heeft men zowel voorrang gegeven aan deze compensatie als aan het vullen van de solidaire reserve, boven de inhaalindexatie. Vervolgens moet ook nog het bedrag dat overblijft worden gedeeld met de toekomstige indexatie. Kortom inhaalindexatie, onze eerste prioriteit, is nu de sluitpost van het transitieplan.

Concluderend blijven we van mening dat in het geheel van de uitkomsten de pensioenopbouwers er aanzienlijk beter afkomen dat de pensioenontvangers. Dat neemt niet weg dat, uitgaande van een dekkingsgraad van ca 120% op moment van invaren, pensioenontvangers kunnen rekenen op een verhoging van hun pensioen met 5-8%, op datzelfde moment. Bij een lagere dekkingsgraad zal de eenmalige verhoging lager uitvallen.

Conclusies.
 
De Federatie heeft de sociale partners laten weten dat we hun reactie een gemiste kans vinden om het draagvlak voor de pensioenstelselwijziging te bij de deelnemers versterken. Immers zijn ongeveer de helft van alle deelnemers gepensioneerd! Er zitten weliswaar positieve elementen in het plan, maar er was meer mogelijk geweest binnen het door sociale partners zelf geformuleerde evenwichtigheidskader, zonder de resultaten voor pensioenopbouwers en slapers ernstig tekort te doen. Daar is helaas niet voor gekozen. In onze ogen een gemiste kans.
Het bestuur heeft overwogen media attentie te zoeken voor onze standpunten maar ziet daar alles afwegende toch vanaf. We verwachten dat er bij sociale partners geen bereidheid is nog verdere concessies te doen; men heeft duidelijk gemaakt geen verdere verbetering wil voor de gepensioneerden. Ook hebben we dan geen controle over de wijze waarop onze standpunten worden weergegeven. Mogelijk beschadigt media attentie slechts de relatie. Niet alleen met sociale partners maar mogelijk ook met het Philips Pensioen Fonds. En met het Fonds willen we graag in goed onderling overleg verder. Immers, na het transitieplan begint de fase van implementatie en communicatie. Ook op die gebieden moeten nog veel besluiten worden genomen en de FPVG blijft graag een kritische maar desalniettemin gewaardeerde gesprekspartner in die discussies om de stem van gepensioneerden gewicht te geven.

Jan Konijnenberg
Voorzitter Federatie / LBPG

Uw reactie is welkom:communicatie@federatie.nl